Marxistisch misbruik

Zoals gezegd is men in Nederland en in het Westen, sinds de “seksuele revolutie” van de jaren ’60/70, gaan geloven dat homoseksualiteit een aangeboren iets is. Dat is niet juist.

De ware agenda die de “seksuele revolutie” heeft veroorzaakt is het (westers) marxisme. Hieronder volgt een overzicht van de sleutelfiguren die daar aan hebben bijgedragen.

Karl Marx

We moeten ongeveer 175 jaar terug in de tijd, naar het Communistisch Manifest van Karl Marx dat hij in 1848 publiceerde. De Duitse filosoof vond dat de geschiedenis werd bepaald door een klassenstrijd tussen de welvarende burgerij en de door hen onderdrukte arme arbeidersklasse. Hij zag de wereld uitsluitend door de lens van onderdrukkers tegenover onderdrukten. Hij riep op tot gewelddadige revolutie om het kapitalisme omver te werpen en daarmee de onderdrukking en economische ongelijkheid te stoppen. Hij vond het de taak van filosofen om de wereld radicaal te veranderen.

Karl Maria Kertbeny

In 1868 bedacht de schrijver Karl Maria Kertbeny van Oostenrijks-Hongaarse afkomst de termen ‘heteroseksualiteit’ en ‘homoseksualiteit’. Hij was een hoogstwaarschijnlijk zelf homoseksueel en tevens een bekende van Karl Marx.

Magnus Hirschfeld

In 1897 richtte de Duitse homoseksuele arts Magnus Hirschfeld de eerste LHBTI-belangenvereniging ter wereld op. Ook deed hij aan travestie en werd in 1906 de eerste vrouw-naar-man geslachtsoperatie onder zijn supervisie uitgevoerd. Hij ging met marxisten om die zijn werk steunden en deelde de marxistische visie dat de kerk en burgerlijke moraal de bron waren van zogenaamde “seksuele onderdrukking”.

Antonio Gramsci

Enkele decennia na de dood van Marx was het dan eindelijk zo ver. De communistische revolutie kwam in 1917 in Rusland van de grond. Maar in het kapitalistische West-Europa lukte dat niet. De arbeidersklasse had er geen trek in. Volgens de Italiaanse marxist Antonio Gramsci kwam dat omdat de inwoners van deze landen te gehecht waren aan hun burgerlijke maatschappij. De hoekstenen van de samenleving, onder meer het gezin, religie, traditionele normen en waarden en de nationale identiteit moesten eraan. Pas daarna konden mensen volgens hem vatbaar worden voor de communistische revolutie. Langzaam in de vorm van evolutie. Het gezond verstand van mensen moest hiertoe hervormd worden, waarmee hij de cultuur en niet meer de economische ongelijkheid tot het communistische strijdtoneel heeft gemaakt.

Rond deze tijd ontstaat de afscheiding tussen de traditionele op de economie gerichte communisten in Oost-Europa en de Westerse marxisten in West-Europa die zich gingen richten op de culturele strijd.

Wilhelm Reich

Vanaf 1929 ontwikkelde de Oostenrijker Wilhelm Reich op basis van het werk van de eveneens Oostenrijkse Siegfried Bernfeld het “Freudo-marxisme”. Reich was een leerling van de uitvinder van de psychoanalyse, Sigmund Freud.
In mijn ogen begint hier, gezien de oproep tot gewelddadige revolutie van Marx, met de westerse beschaving als doelwit van Gramsci en door betrekking van de psychoanalyse door Reich, de psychologische oorlogsvoering van de westerse marxisten om van binnenuit de door hun gewenste revolutie in het Westen teweeg te brengen.

Herbert Marcuse

De Duitse marxist Herbert Marcuse zette de psychologische oorlogsvoering voort door in 1955 met een hondenfluitje homoseksuelen aan de marxistische strijd toe te voegen: “misschien eens belangrijke sociale kritiek kunnen leveren, juist door hun rebellie tegen seksuele onderdrukking.” Hij werd daarmee een van de voorvaders van de latere militante “homo-bevrijdingsbeweging”.

Alfred Kinsey

De Amerikaanse seksuoloog en bioloog Alfred Kinsey, volgens Van den Aardweg een seksverslaafde homoseksueel, vermoedelijke pedofiel en het brein achter de mensonterende seksuele voorlichting van vandaag, was na de Tweede Wereldoorlog verreweg de meest invloedrijke “seksuele hervormer”. Hij kwam in 1948 en 1953 met “wetenschappelijke” onderzoeken waarin hij beweerde dat wel 37% van de mannen in zijn steekproef ooit seksuele ervaringen met hun eigen geslacht hadden gehad.

Deze onderzoeken boden aan homo-bevrijdingsorganisaties zoals de Mattachine Society (zie hieronder) de wetenschappelijke basis voor de boodschap dat homoseksualiteit geen pathologische oorzaak had.

Later bleek echter dat zo’n 25% van de ondervraagden in zijn onderzoeken in de gevangenis zaten vanwege seksuele misdrijven en dat de selectie niet willekeurig had plaatsgevonden maar dat de deelnemers aangedragen waren.

Ook bleek later dat hij ter onderbouwing van zijn argument dat het seksuele leven van de mens vrijwel bij de geboorte begint en dat zelfs baby’s orgasmes kunnen ervaren, het dagboek van een pedofiel had gebruikt met daarin een minutieuze registratie van 317 “kinder-orgasmes” die deze ene pedofiel sinds 1917 had bijgehouden…

Harry Hay

De Amerikaan Harry Hay, lid van de Communist Party USA, richtte in 1950 de Mattachine Society op met marxistische celstructuren en klassenanalyse. Ook hij zag toevallig genoeg de onderdrukking van homo’s als onderdeel van de bredere kapitalistische uitbuiting van “minderheden”. De Society had daarom als doel het stigma rondom en de zelfhaat van homo’s (beiden zeer goed te verklaren gezien de ware oorzaak van homoseksualiteit) omver te werpen.

Simone de Beauvoir

Ondertussen had de Franse marxiste Simone de Beauvoir in 1949 de basis gelegd voor de tweede golf van het feminisme van de jaren ’60 en ’70 met haar stelling dat niemand als vrouw wordt geboren maar dat je tot vrouw wordt gemaakt. Hier is het idee ontstaan dat “gender” bestaat en iets anders is dan het biologische geslacht.

Het is helder: “gender is een sociaal construct” is eigenlijk een marxistisch construct en een aanval op het gezond verstand zoals Antonio Gramsci het graag voor zich zag.

De gedachte dat de manier waarop mannen of vrouwen zich gedragen en welke eigenschappen zij hebben sociaal geconstrueerd, oftewel kunstmatig door mensen is bedacht, is absurd. Het volgt gewoon uit de natuur. Mannen en vrouwen zijn biologisch gezien immers zeer verschillend en hebben hun eigen sterke en zwakke kanten. En gezamenlijk vormen zij een perfecte balans.

Shulamith Firestone

De Canadees-Amerikaanse marxiste Shulamith Firestone noemde in 1970 als einddoel van de feministische revolutie niet slechts de afschaffing van het “mannelijk privilege” moest zijn, maar de totale afschaffing van het biologische onderscheid tussen man en vrouw, zodat deze verschillen er cultureel niet meer toe zouden doen. Het idee dat mensen “non-binair” kunnen zijn is dus niet authentiek spontaan opgekomen in de afgelopen jaren.

De droevige conclusie is dat de “seksuele revolutie” van Nederland en het Westen, waar ze vandaag de dag zo trots op zijn en graag de rest van de wereld graag de liberale les mee lezen, niet voortkwam uit een authentieke beweging was die een legitieme strijd tegen onderdrukking voerde.

Men is gevallen voor het westers marxisme, met dank aan doordachte psychologische oorlogsvoering.

Wetenschap naar het graf gedragen

Hieronder volgt een samenvatting van het verhaal van dr. Silvia Rivi waarin zij helder uiteenzet hoe de militante homo-bevrijdingsbeweging de wetenschap naar het graf heeft gedragen.

Lange tijd werd homoseksualiteit door psychiaters officieel beschouwd als een psychische stoornis. Dit stond zo beschreven in het bekende psychiatrische handboek DSM. Deze classificatie zorgde ervoor dat homoseksuelen door de samenleving werden gezien als mensen die behandeling nodig hadden. Dat beeld veranderde drastisch toen in de jaren zeventig activisten zich organiseerden om te protesteren tegen dit medische etiket. Volgens dr. Silvia Rivi was het verwijderen van homoseksualiteit uit dit handboek echter geen zuiver wetenschappelijke beslissing, maar vooral het gevolg van politieke en maatschappelijke druk.

Vanaf 1970 voerden homorechtenactivisten steeds intensievere protesten tegen de Amerikaanse psychiatrische vereniging (APA). Ze verstoorden conferenties en maakten het voor psychiaters steeds moeilijker om vrij te spreken over homoseksualiteit. Tegelijkertijd werkten binnen de APA enkele psychiaters mee die zelf homoseksueel waren en stiekem actief lobbyden om het onderwerp uit de DSM te halen. Zij overtuigden collega’s persoonlijk om hun standpunt te veranderen.

In 1973 leidde deze combinatie van interne beïnvloeding en externe druk ertoe dat het APA-bestuur besloot homoseksualiteit niet langer als psychische stoornis te classificeren. Omdat deze beslissing veel weerstand opriep, werd besloten om er een referendum onder alle APA-leden over te houden. Volgens Rivi werd deze stemming sterk beïnvloed door activisten die selectief en eenzijdig informatiemateriaal verspreidden. Het referendum bevestigde uiteindelijk de beslissing van het bestuur. Hiermee verdween homoseksualiteit formeel uit de DSM, hoewel er nog tot 1987 een aparte categorie bleef bestaan voor homoseksuele mensen die hun gevoelens als ongewenst ervoeren (de zogenaamde “egodystone homoseksualiteit”).

Ook deze laatste categorie werd in 1987 geschrapt, wat volgens dr. Rivi opnieuw het resultaat was van druk vanuit activistische hoek. Ze stelt dat deze veranderingen niet gebaseerd waren op degelijk wetenschappelijk onderzoek. Integendeel, zij noemt het een “nederlaag van de wetenschap”, omdat studies die homoseksualiteit zagen als symptoom van onderliggende problemen, genegeerd werden.

Silvia Rivi vindt dat deze ontwikkeling verregaande gevolgen heeft gehad. Therapieën die gericht zijn op het veranderen van ongewenste homoseksuele gevoelens (zogenaamde reparatieve therapieën) worden tegenwoordig in veel landen verboden. Volgens haar beperkt dit de vrijheid van mensen die zulke gevoelens als een probleem ervaren en hulp zoeken om hun leven anders vorm te geven. Ze beschouwt dit verbod zelfs als een vorm van discriminatie en strijdig met het recht van ieder mens om medische en psychologische hulp te zoeken.

Kortom, voor dr. Rivi is de verwijdering van homoseksualiteit uit de psychiatrische classificaties het begin geweest van een periode waarin ideologie de wetenschap zou hebben overwonnen. Zij roept daarom op om homoseksualiteit opnieuw vanuit een objectief, wetenschappelijk oogpunt te onderzoeken, vrij van politieke druk en vooroordelen.

Het patroon van kaping van wetenschappelijke besluitvorming door LHBT-activisten van wetenschappelijke besluitvorming heeft zich onlangs bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) herhaald, ditmaal ten behoeve van de normalisatie van transgender behandelingen.

Lezenswaardig is verder dit opiniestuk uit 2013 van Nicholas Cummings, in 1979-1980 voorzitter van de Amerikaanse psychologen vereniging (onhandig genoeg ook afgekort tot APA). In 1975 namen zij een resolutie aan waarmee zij instemden met de beslissing van 1973 van de andere APA.


Ook Cummings stemde voor, omdat hij van mening was dat homoseksuele mannen en vrouwen geen stigmatisering verdienden vanwege hun geaardheid. Tegelijkertijd was hij hoofdpsycholoog van een GGZ-instelling in San Fransisco waar hij en zijn collega’s over een periode van 25 jaar zo’n 18.000 homo’s en lesbiennes hebben behandeld waarvan het grootste deel met succes. In zijn opiniestuk benoemt hij het bestaan van een politieke (lees: marxistische) agenda die de waarheid verdraait en bekritiseert hij zij die bepleiten dat homoseksualiteit onveranderbaar is en een biologische oorzaak heeft.